EMOTIONELE INCONTINENTIE

Is het wijs om je gevoel te volgen?

emotionele incontinentie
Roos Vonk*
 
Veel mensen hebben een heilig ontzag voor ‘het gevoel’. Bij grote beslissingen: volg je gevoel. Emoties? Krop ze niet op, práát erover. Geef aandacht aan je innerlijke leven: laat je gevoelens op je inwerken, denk erover na, ga ‘er doorheen’. 
 
Dit kritiekloos volgen van het gevoel is niet altijd gezond. Dat geldt al voor het aandacht besteden aan je zieleroerselen om zelfkennis te vergaren – zelfs nog zonder dat je daar anderen mee lastig valt. Nadenken over jezelf en je gevoelens heeft vooral nadelen. We willen onze gevoelens begrijpen vanuit de behoefte ze te beheersen: als je snapt hoe het komt dat je je zo voelt, kun je er wat aan doen, zo lijkt het. Paradoxaal genoeg helpen we onszelf daarmee van de regen in de drup, want door over onprettige gevoelens na te denken, blijven we ze ‘voeden’. Alles waar je aandacht aan besteedt, dat versterk je, ook gevoelens waar je juist vanaf wilde.

Door de psychologisering van onze samenleving staat er vaak een heel team hulpverleners klaar als er iets ergs is gebeurd, zodat men ‘erover kan praten’. Maar uit onderzoek blijkt juist dat dat averechts kan werken. Na de eerste schrik is het vaak beter de zinnen te verzetten. Hetzelfde geldt voor het uiten van gevoelens. De gedachte dat je boosheid of andere nare gevoelens kwijtraakt door het eruit te gooien (het katharsis-principe), komt uit het stoommachinetijdperk. Inmiddels is gebleken dat boze mensen die op kussens en boksballen mogen meppen juist nog veel kwader worden. Door je gevoel te uiten, laad je jezelf nog verder op met dat gevoel, waardoor je het versterkt (om nog maar te zwijgen van de effecten die je oogst door de reacties van anderen op al die ongebreidelde expressie van ongenoegen). De gevolgen zijn op televisie en internet dagelijks waarneembaar: we leven in een soort constante Jerry Springer-show waarin iedereen ‘Oh!’ en ‘Au!’ mag krakelen bij wat hem wordt aangedaan, en alles moet wijken voor ’ik voel het nu eenmaal zo’.

Deze dictatuur van de emotie wordt getolereerd omdat we emoties zien als echt en authentiek; als iemands diepste gevoel de boventoon voert, kun je daar bezwaarlijk tegen zijn. Een misvatting. Iedereen die wel eens emotioneel is geweest, weet dat je er vaak een dag later weer anders tegenaan kijkt. Emoties veroorzaken blikvernauwing: je kunt alleen nog maar dingen bedenken die de emotie bevestigen, waardoor je jezelf nog verder opnaait. Iemand die zijn emoties helemaal de vrije loop laat, verkeert in feite in een wat primitief kinderlijk stadium: het bewustzijn, het vermogen om verschillende opties af te wegen, het besef van de lange termijn en van andere mogelijke perspectieven is zeer beperkt. En dat beperkt je keuzevrijheid en je vermogen je met anderen te verbinden.

Ik zeg hiermee niet dat 'het verstand moet winnen van het gevoel' en ook niet dat je gevoelens maar moet onderdrukken. Helemaal niet. Het kritiekloos en grenzeloos volgen en ventileren van gevoel is juist vaak bedoeld als een manier om van dat nare gevoel af te komen. Je bent boos en je gooit het eruit omdat je op die manier je woede 'kwijt' wilt of het bij de ander neer wilt leggen. De uitdaging is te accepteren dat je boos bent en te verdragen dat dat naar is.

Het kunnen verdragen van ongemak is een van de belangrijkste kenmerken van een volwassen, goed ontwikkeld gevoelsleven. Voor de verwende hedendaagse mens is dit hét zwakke punt. De emotionele incontinentie in onze samenleving – het schaamteloos en oeverloos uiten van emoties – illustreert vooral kinderlijkheid. We zouden allemaal gebaat zijn bij wat meer oefenen op dit belangrijke onderdeel van emotionele intelligentie om aldus tot een meer ruimhartige, beschouwende houding te komen. Dat is allereerst voor de medemens prettiger, maar uiteindelijk ook voor jezelf, omdat je zo leert een creatieve, constructieve wending te geven aan negatieve gebeurtenissen. 

 

* Dit artikel is verschenen in Intermediair, 2009, en staat tevens in Ego’s en andere ongemakken van Roos Vonk (Scriptum, 2009).